Het bestandstype wordt gedefinieerd door het relatieve aandeel
loofhout en naaldhout in het totale bestandsgrondvlak.
Tussen VBI1 en de metingen van de laatste 10 jaar is het aandeel
bosbestanden met een grondvlak dat voor meer dan 80 % uit naaldhout
bestaat, significant gedaald van 37 % naar 28 %. Op de grafiek is te
zien dat dit ten voordele is van zowel loofhoutbestanden, als van deze
bestanden verschoven zijn naar gemengd naaldhout en gemengd loofhout,
waar naaldhout nog maximaal 50 % van het grondvlak inneemt.
Het aandeel bosbestanden waar loofhoutsoorten meer dan 80% van het grondvlak uitmaken, vertoont een stijgende trend: van 51 % (VBI1) naar 54 % (VBI2), hoewel deze (nog) niet significant is. Deze stijging wordt bevestigd door de meest recente gegevens (56 % bij de metingen in de periode 2014-2023).
We onderscheiden twee eigenaarscategorieën : privé-eigenaars en
openbare eigenaars (eigendom van de Vlaamse overheid of een lokaal
bestuur).
Sinds VBI1 is er bij beide eigenaarscategorieën een duidelijke trend zichtbaar: een verschuiving van naaldhout naar loofhout en naar gemengde bossen met zowel loof- als naaldhout. Opvallend is dat het aandeel naaldhout in openbare bossen hoger was en nog steeds hoger is dan in privé-bossen, maar dat de verschuiving van naaldhout naar loofhout daar sneller en meer uitgesproken verloopt.
Analyse op basis van de volledige dataset van de eerste
bosinventaris (VBI1, veldwerk 1997-1999), de tweede bosinventaris (VBI2,
veldwerk 2009-2018) en de derde bosinventaris (VBI3, veldwerk
2019-2023).
De resultaten worden weergegeven als gemiddelde
waarden met een onder- en bovengrens. Deze waarden zijn gebaseerd op
metingen uit de periode 1997-1999 (VBI1) en vanaf VBI2 (2009-2018) op
metingen uitgevoerd in voortschrijdende periodes van 10 jaar.
Het eigendomsstatuut werd opgevraagd bij het kadaster:
Gebruikte definities
Het bestandstype wordt
gedefinieerd door het relatieve aandeel loofhout en naaldhout in het
totale bestandsgrondvlak.