Om de houtkwaliteit in de Vlaamse bossen te beoordelen, richt de bosinventarisatie zich op kenmerken zoals het stamverloop en de aanwezigheid van eventuele stamdefecten.
De evaluatie is gericht op de economisch belangrijkste boomsoorten:
Beuk, eik (zowel Inlandse als Amerikaanse), cultuurpopulier, berk, lork,
Grove den en Corsicaanse den.
De kwaliteitskenmerken worden enkel geregistreerd voor bomen met een
minimale diameter op borsthoogte van 25 cm (20 cm bij berk).
Het stamverloop wordt beoordeeld aan de hand van een
visuele inschatting van de rechtheid van de stam over de eerste 6
meter.
Hierbij worden drie categorieën onderscheiden:
Bij de beoordeling van stamdefecten wordt alleen geregistreerd of deze aanwezig zijn, zonder verdere specificatie van hun aantal of de ernst van het stamdefect.
Voorbeelden van mogelijke defecten zijn:
Deze methodiek biedt een praktische en gestandaardiseerde benadering
om zowel het stamverloop als de aanwezigheid van defecten te
evalueren,
wat belangrijk is voor het inschatten van de bruikbaarheid en kwaliteit
van het hout.
Omdat de methodiek licht aangepast werd tussen VBI2 en VBI3, worden
hier enkel de resultaten weergegeven van de derde bosinventarisatie
(2019 - 2023).
Tijdens VBI1 werden geen kwaliteitskenmerken genoteerd.
Meer dan de helft van de gemeten bomen kent zo goed als geen
verloop, met een vrijwel rechte stam over de eerste 6 meter.
Bij ruim 30 % van de bomen is er een zwak verloop, met in het onderste
deel van de stam minstens één recht stuk van 3 meter.
Slechts 15 % van de bomen vertoont een sterk verloop, waar geen enkel
recht stamstuk van minimum 3 meter te vinden is.
Wanneer we inzoomen op de boomsoort komen er - zoals te verwachten -
duidelijke verschillen naar voor.
Bij meer dan 70 % van de beoordeelde populieren en lorken zien we zo
goed als geen verloop.
Voor de Corsicaanse den ligt dit percentage zelfs boven de 80 %.
Daartegenover staan eik en Grove den, waar het percentage zonder verloop
rond de 40 % ligt.
Bij berk is het percentage zonder verloop amper 20 %.
Bij 76 % van de beoordeelde bomen worden geen stamdefecten
vastgesteld en bij 23 % maar één stamdefect.
Amper 2 % van de bomen vertoont twee of meer stamdefecten.
Het meest voorkomende defect is “draaigroei” of een “scheef- of
kromgegroeide stam”. Dit komt voor bij ongeveer 12 % van de bomen.
Deze stamdefecten hangen vaak samen met een sterk stamverloop.
Andere defecten zoals vorstscheuren, zonnebrand, wortelaanlopen,
kankergezwellen, rot, schimmels, insectenschade en wildschade, komen
minder vaak voor.
Elk van deze stamdefecten wordt bij minder dan 1 % van de bomen
waargenomen, met uitzondering van waterloten (2 %).
De onderstaande figuur toont de verdeling van stamdefecten bij
de economisch belangrijkste boomsoorten.
Corsicaanse den en populier springen eruit als de boomsoorten met het
minste aantal defecten, wat voornamelijk te wijten is aan hun overwegend
rechte stam.
Het meest voorkomende defect over alle boomsoorten heen is immers
“draaigroei, scheef- of kromgegroeide stam”.