Winter 1914-1915
Na de gefaalde Duitse aanval van 11 november 1914 was ook in de regio van het Vredesbos de loopgravenoorlog een feit. Op 17 november 1914 werden de uitgeputte Coldstream Guards in de omgeving van het Vredesbos vervangen door Fransen.
De loop van de geallieerde en Duitse loopgraven werd sterk bepaald door de landschappelijke elementen die elk in bezit had wanneer de bewegingsoorlog tot stilstand kwam. Zo hadden de Britten de zuidrand van het Polygoonbos, de hoeve langs de Oude Kortrijkstraat en een steile flank in het Reutelbos in handen. De primitieve loopgraven die in de winter van 1914-1915 werden gegraven volgden dan ook de bosrand en de flank en liepen tussenin door de ruïnes van de hoeve. Aan de overzijde volgden de Duitsers vooral de loop van de Oude Kortrijkstraat. Beide frontlijnen doorsneden hierdoor het zuidelijke deel van het Vredesbos. Het niemandsland tussen beide frontloopgraven was gemiddeld tussen de 70 en 100 meter breed. Door het niemandsland wordt tijdens de aanleg van het bos een rij Taxussen aangeplant. Ze markeren de locatie van het niemandsland.
Vanaf half november 1914 losten dus Franse troepen systematisch de moegestreden Britten af. Zij zouden hier onder verschrikkelijke omstandigheden de frontlijn bezetten. Op kerstmis 1914 zouden in de zuidelijke Westhoek meerdere ‘kerstbestanden’ zijn afgesloten, waarbij kerstboompjes werden geplaatst en, bij Ploegsteert, zelfs werd gevoetbald in het niemandsland. Aan het Vredesbos blijven zowel Duitsers als Fransen in hun loopgraven, al is de stemming er eveneens vredig. Onder de heldere, koude sterrenhemel zijn er geen beschietingen. Duitse getuigenissen van het Infanterie Regiment 246, dat de linies tegenover het Vredesbos bezet, beschrijven mooi dit korte ‘kerstbestand’, waarbij Fransen en Duitsers kerstliederen zongen: ‘Da! Sieh’! Ist es ein Grabenspuk? Ist es ein Traum? Von dem Grabenrand strahlt ein kleines Christbäumchen mit einigen Lichtern den Kriegern entgegen. Freund und Feind blickt stumm auf diese Erscheinung. Und dann dringts aus rauhen Kehlen leise zum Himmel: „Stille Nacht – Heilige Nacht!“.‘. (‚Daar! Kijk! Is het een loopgravenspook? Is het een droom? Aan de rand van de loopgraaf is er een klein kerstboompje met lichtjes die naar de belagers schijnen. Vriend en vijand kijkt stomverbaasd naar deze verschijning. En dan klinkt vanuit ruwe kelen het volgende: “Stille Nacht – Heilige Nacht!”.’). Een andere getuigenis verwoordt het zo: ‘Ist es möglich? Sollte der Franzmann uns heute, am Weihnachtsabend, wirklich in Ruhe lassen? Da – horch – von drüben ertönte feierlicher Gesang. Ein Franzose sang mit prächtigem Tenor ein Weihnachtslied. Alles lauschte gespannt in die Stille der Nacht.‘. (Zo het mogelijk zijn? Zou de Fransman ons vandaag, op kerstavond, echt met rust laten? Daar – hoor – van ginder klonk er een plechtig gezang. Een Fransman zong met een prachtige tenorstem een kerstlied. Iedereen luisterde aandachtig in het stille van de nacht.’).