Neigembos

Het Neigembos is net zoals het Zoniënwoud een overblijfsel van het oude Kolenwoud, een oerbos dat zich in de tijd van de Romeinen uitstrekte van de oevers van de Rijn en de Moezel tot de Noordzee.

In het Neigembos mag de natuur vrijwel spontaan evolueren. De bomen mogen oud worden en er is veel dood hout. Vanwege het gevaar van vallende takken is het belangrijk om op de paden te blijven. Er is een rijke plantengroei aanwezig: op de zuurdere bodems vind je vooral adelaarsvaren, meiklokje en dalkruid. Op de meer lemige bodems geniet je in het voorjaar van wilde hyacint, bosanemoon, daslook en gele dovenetel. Het westelijk deel van het bosreservaat, ook bekend als het Vriezenbos, bestaat onder andere uit een bronbos met typische soorten als zwarte els, gewone es, dotterbloem, reuzenpaardenstaart, bittere veldkers en de twee soorten goudveil.

Vogels als buizerd, ijsvogel, kleine bonte specht, glanskop en boomklever bouwen hier hun nesten. Vroege bezoekers maken kans op een ontmoeting met ree. Gewone grootoorvleermuis vindt zijn weg naar de boomholtes. In de poelen komen bruine kikker en gewone pad voor, terwijl de zeldzame hazelworm de zonnige randen en open plekken opzoekt. De zonnige bloemrijke graslanden lokken natuurlijk ook veel insecten. Dagvlinders zoals oranjetipje, bont zandoogje en citroenvlinder voelen zich er prima thuis.