1 Context en bronvermelding

Dit document beschrijft een aantal aspecten van de soortenrijkdom (bomen en kruidachtigen) van bos in Vlaanderen, naar een analyse in kader van het NARA 2020 (INBO).

Producent : Agentschap Natuur en Bos (ANB) en Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO)

Dataset: Databank Vlaamse Bosinventaris (v16-03-2020).

Bronvermelding : Vlaamse bosinventaris (1997-1999, 2009-2019), Agentschap Natuur en Bos.

Voor meer context : zie website van het Agentschap Natuur en bos en website van NARA 2020.


2 Soortenrijkdom

Op basis van de eerste en tweede Vlaamse bosinventaris (VBI) wordt de soortenrijkdom van bomen en kruidachtigen per bostype bepaald. De potentieel natuurlijke vegetatie (PNV) geeft aan welk bostype zich op een locatie zou ontwikkelen bij natuurlijke bosontwikkeling (De Keersmaeker e.a. 2001). Het PNV-type is gebaseerd op de bodemkaart en groepeert gebieden met een gelijke potentie, maar zegt niets over het actuele bostype. De PNV-indeling wordt in de analyse gebruikt om het effect van groeiplaatsfactoren te corrigeren.

Het gemiddelde aantal boomsoorten per proefvlak is toegenomen sinds de eerste inventarisatieperiode. Vooral op zandbodems (arme eiken-beukenbossen) ligt het gemiddeld aantal soorten duidelijk hoger in de tweede periode (zie Figuur 1). Dat weerspiegelt de omvorming van homogene dennenbestanden naar gemengde (loofhout)bestanden op de zandgronden van de Kempen. De website van het Agentschap Natuur en Bos geeft een overzicht van de evolutie van de boomsoortensamenstelling.

In tegenstelling tot de boomlaag is er voor de kruidachtigen voor geen enkel bostype een significant verschil in de gemiddelde soortenrijkdom per proefvlak tussen beide periodes (zie Figuur 2). De beheerder van een bos grijpt via kappingen en aanplanten in de eerste plaats in op de boomlaag. Omdat de kruidlaag reageert op veranderingen in de boomlaag duurt het langer vooraleer de soortensamenstelling wijzigt.

Figuur 1. Gemiddeld aantal boomsoorten en 95% betrouwbaarheidsinterval per bostype (PNV) in de bosbouwproefvlakken van de Vlaamse Bosinventaris (VBI)

Figuur 2. Gemiddeld aantal kruidachtigen en 95% betrouwbaarheidsinterval per bostype (PNV) in de vegetatieopnames van de Vlaamse Bosinventaris (VBI)


3 Oud-bosplanten

Oud-bosplanten zijn indicatoren voor de kwaliteit en de continuïteit van een bos. Deze analyse maakt gebruik van de lijst oud-bosplanten zoals gedefinieerd in Cornelis et al. (2009). Het aantal oud-bosplantensoorten is laag in de meeste steekproefpunten. De soortenrijkdom is beduidend hoger in oude bossen die sinds 1850 onafgebroken bos zijn, maar neemt significant toe in meer recente bossen (zie Figuur 3). Dat wijst op een geleidelijk herstel van de bosflora.

Figuur 3. Gemiddelde soortenrijkdom en 95% betrouwbaarheidsinterval van oud-bosplanten in oude (voor 1850) en recente (na 1850) bossen in de vegetatieopnames van de Vlaamse bosinventaris (VBI)


5 Referenties

Cornelis J., Hermy M., Roelandt B. & De Keersmaeker L. (2009). Bosplantengemeenschappen in Vlaanderen, een typologie van bossen gebaseerd op de kruidlaag. (INBO.M.2009.5). Agentschap voor Natuur en Bos en Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel, 320 p.

De Keersmaeker L., Rogiers N., Lauriks R. & De Vos B. (2001). Ecosysteemvisie Bos Vlaanderen. Ruimtelijke uitwerking van de natuurlijke bostypes op basis van bodemgroeperingseenheden en historische boskaarten. Eindverslag van project VLINA C97/06. Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer, Geraardsbergen.

Schneiders A., Alaerts K., Michels H., Stevens M., Van Gossum P., Van Reeth W., Vught I. (2020). Natuurrapport 2020: feiten en cijfers voor een nieuw biodiversiteitsbeleid. Mededelingen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek 2020 (2). Brussel